The Smiths – Strangeways, Here We Come

The Smiths is een typisch Britse band uit de jaren ’80, met invloeden vanuit The Kinks en The Jam. Ondanks dat de invloed van de band groot is (en was) in Engeland, zijn ze aan het vaste land nooit echt goed doorgebroken. Erg vreemd eigenlijk, want The Smiths hebben vooral met hun laatste twee albums goud in handen. De zang van de charismatische frontman Morrissey, in combinatie met de zeer melodieuze popsongs, heeft dan ook vele britse bands als Oasis, Franz Ferdinand en Radiohead geïnspireerd.

Het laatste album uitgebracht door The Smiths is Strangeways, here we come en is een soort van conceptalbum en meteen ook het beste album van de band. Zoals the Cure met Pornography en Joy Division met Unknown Pleasures eigenlijk ook hun meest briljante platen hebben uitgebracht als concept, zo is dat eigenlijk ook met The Smiths. Op deze plaat probeerden The Smiths een nieuwe muzikale richting te vinden, met het Beatlesgeluid in het achterhoofd.

Het resultaat van deze nieuwe richting zijn tien prachtige popsongs, allen zeer catchy, af en toe tegen de rand hangend van kitsch en bombast. The Smiths weet over het gehele album echter authentiek en geloofwaardig te blijven, waardoor het vooral genieten is. Het is ook echt een album die je op repeat wil zetten om die melodie in dat ene nummer nog een keer extra te kunnen beluisteren.

Ondanks dat The Queen is dead, het album vooraf aan Strangeways, het beter doet in de ‘best album of all time’-lijstjes , is Strangeways, here we come absoluut het magnum opus van de band.

http://www.youtube.com/watch?v=m_-Jltwbles

Moon Duo – Mazes

Moon Duo stond 6 mei in Vera Groningen en deze man was daarbij, althans in fysieke vorm, want ik heb de hele avond in een soort trance naar het podium staan staren. Dit niet alleen door de Jezus-coup van zanger Ripley Johnson (Wooden Ships) en het pseudo-autistisch ogende tikwerk van toetseniste Sanae Yamada, maar vooral door de klanken die het Amerikaanse duo wist te produceren.

De beluistering van hun album Mazes zorgt voor een soortgelijke ervaring en maakt je net zo gehypnotiseerd en gedesorienteerd als een echt doolhof dat doet. En ik gooi er nog maar een binnen de muziekjournalistiek zo geliefde metafoor uit: Als het album op gang is, dendert het voort als een trein, een trein die je pas bij het uitstappen doet realiseren dat je erin zat.

Mazes laat zich kenmerken door eeuwig herhalende gitaar-rifjes en korte melodietjes. Boven de muziek zwevende gitaarsolo’s en de hypnotiserende stem van de profetische zanger maken van het geheel een bijna spirituele ervaring. In ‘When You Cut’ wordt Yamada’s vrolijke intro heerlijk aangevuld door Johnson’s repeterende gitaar:

Wolfmother – White Unicorn

Deze uit Australie afkomstige rock-formatie staat erg hoog op mijn lijst van bands die ik live gezien wil hebben. Op dinsdag 14 juni 2011 doen ze Groningen aan en ik zal, samen met mijn broers en mede lekkeretrack schrijvers Nicky Noble en Wizmathics, getuige zijn van dit optreden.

Het tweede en laatste studio album Cosmic Egg van deze band stamt alweer van 2009. Deze plaat kwam tot stand nadat frontman Andrew Stockdale na onenigheid met de voormalige bandleden (foto) in 2009 besloot met een geheel nieuwe formatie de band Wolfmother nieuw leven in te blazen. In navolging van het debuut Wolfmother (2005) is ook Cosmic Egg ondanks de nieuwe bezetting een pareltje in het genre van de recht-toe-recht-aan-rock-n-roll. De voor je gevoel simpele gitaar rifs klinken dik, uniek en catchy. De stem van Stockdale doet denken aan Led Zeppelin’s Robert Plant in optima forma en geeft Wolfmother hiermee het geluid dat niet had misstaan op het Woodstock van eind jaren ’60.

Over twee weken gaan we beleven of Wolfmother anno 2011 ook live de performance van een Led Zeppelin kan benaderen. De komst van deze band leeft in ieder geval enorm en het viel me op dat ook veel jonge muziekliefhebbers hun kaartje al hebben bemachtigd; Rock & Roll forever zeg maar.

Hieronder het nummer “White Unicorn” afkomstig van het debuut Wolfmother (2005). Een prachtig en subtiel intro met een recht-voor-zijn-raap scheurend vervolg. Wolfmother op zijn best.

The Black Keys – Brothers

Eens in de zoveel tijd koop je een album dat je grijs draait. Na het concert van The Black Keys in de HMH van maart j.l. heb ik er wederom één van dat kaliber kunnen bemachtigen; Brothers (2010). Zijn voorganger Attack & Release uit 2008 had ik al geruime tijd in bezit en mede door deze CD waren mijn verwachtingen voorafgaand aan het concert hoog gespannen. Alhoewel de live-performance van de mannen mij maar met moeite kon bekoren is de aangeschafte CD een waar genot te noemen.

Het karakteristieke warme stemgeluid van Dan Auerbach maakt in combinatie met de bijna hiphop-esque loungy drums van Patrick Carney van Brothers een fris blues album met een soulful touch. Repeterend melancholisch, maar tegelijkertijd warm en vrolijk; Een plaat waarmee je zelfs op de meest donkere en koude winterochtenden opgewekt je bed uit komt. Het album komt met de nummers “Everlasting Light” en “Next Girl” rustig op gang, waarna de track “Tighten Up” zich al snel ontpopt tot het sleutelnummer op deze LP. Een nummer dat pardoes dagen in je hoofd blijft hangen en hét nummer dat je aan vrienden laat horen als je ze wilt overtuigen van de kwaliteiten van deze band. Na het catchy intro en de prachtige melodielijn van Auerbach’s eerste couplet vragen onwetende luisteraars me al snel: “Wie zijn dit joh?” Het merendeel laat me na het horen van het antwoord nog geen week later via allerlei media weten de muziek van deze jongens fantastisch te vinden. Het is gek dat, ondanks een uitverkochte HMH, deze band zo relatief onbekend is toch? Maar daarover later meer.

Eerst door naar “Howlin’ For You” dat, zoals de titel doet vermoeden, sterk geïnspireerd lijkt door de legendarische blues gitarist Howlin’ Wolf. Via “Black Mud”, één van de twee intrumentale nummers op het album, komen we vervolgens uit bij nog twee pareltjes: “The Only One” en “Too Afraid To Love You”. Vooral de diversiteit in het gebruik van instrumenten op het album komt in twee laatstgenoemde platen goed naar voren. Het was overigens juist deze diversiteit die de amerikanen live niet konden brengen. Het nummer “Ten Cent Pistol” is tenslotte karakteristiek voor het soulful sausje dat over dit album is gegoten en zou niet hebben misstaan op een Motown Best-Of CD.

Rest nu slechts de vraag waarom deze band nog niet groter is dan dat ze nu al zijn. Het album ligt makkelijk in het gehoor, is daardoor erg toegankelijk en lijkt dus geschikt voor het ‘grote’ publiek. Wat The Black Keys wellicht tegenwerkt op dit album is het gebrek aan commercieel succesvolle hits, zoals bands als bijvoor The White Stripes wel altijd hebben gehad. Toch ben ik er van overtuigd dat er, wanneer zij de mogelijkheden van bijvoorbeeld social-media volledig benutten, een breder publiek kan worden bereikt. Ach, laat ik maar niks meer zeggen. Dan blijven The Black Keys lekker van ‘ons’.

“>The Black Keys – Tighten Up by rslblog.com

Goose – Synrise

Mijn verwachtingen waren hoog gespannen na het geweldige debuut Bring It On uit 2006 van dit belgische kwartet. Met een album vol stevige electronische indie-rock bliezen zij mij destijds volkomen weg. Bij het horen van de eerste klanken van deze plaat lijkt het alsof de Goose-storm nog niet is gaan liggen. De openingstrack en tevens titeltrack ‘Synrise” is zo mooi en zit zo vol energie dat je ervan overtuigd bent dat je hét album van 2010 in je handen hebt. De plaat komt gezien zijn melancholische karakter misschien beter tot zijn recht als afsluiting van een album, maar wie maalt daar om als je al na twee minuten euforisch door het huis heen stuiterd. Dit is zo simpel, dit is zo mooi, dit album kan niet meer stuk. Toch?

Helaas lijken de heren van Goose met het nummer ‘Synrise’ het beste kruid verschoten te hebben. Het contrast is dan ook groot als na het verstrijken van de eerste plaat het bijna irritante ‘Can’t Stop Me Now’ door de speakers klinkt; een wat matte, ongeïnspireerde track. De synth-melodie in de break lijkt alles nog goed te maken, maar het geheel mist de drive en ballen van de karakteristieke nummers van de eerste LP. Positief is dat ‘Can’t Stop Me Now’ ook meteen het meest zwakke nummer van de plaat is. De refreintjes van ‘After’ en ‘Like You’ zijn in tegenstelling tot zijn voorganger namelijk zeer zeker catchy en kunnen pardoes een paar uur in je hoofd blijven hangen. Dit zit hem vooral in de goede melodielijnen van de vocalen. De muziekale begeleiding houdt echter te wensen over. Goose lijkt dit ook te beseffen en besluit halverwege het album met de track ‘As Good As It Gets’ te komen. Wederom geen slechte plaat, maar beter gaat het inderdaad niet worden. Via het rustige ‘Hunt’, het experimentele ‘Words’, het instrumentale ‘Bend’ en het niet onverdienstelijke ‘In Cars’ mond het slechts 45 minuten durende album uit in de typische eindplaat ‘Staring’.  Goose lijkt al haar longinhoud te hebben verspild tijdens het produceren van de openingsplaat en heeft net genoeg lucht om de LP uit te blazen als een kaars in de nacht. Voor de Goose liefhebber is dit zeker een plaat om te kopen. Voor de Goose-leken onder ons; koop het eerste album!

Goose – Synrise by Jonerikragnar